omnummeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | nummer om | nummerde om | heb omgenummerd |
jij, je, u | nummert om | nummerde om | hebt omgenummerd |
hij, zij, het | nummert om | nummerde om | heeft omgenummerd |
wij | nummeren om | nummerden om | hebben omgenummerd |
jullie | nummeren om | nummerden om | hebben omgenummerd |
zij, ze | nummeren om | nummerden om | hebben omgenummerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Omnummeren with some of the pronouns.
- Ik nummer om naar een hoger getal.
- Jij nummert om naar een lager getal.
- Hij/Zij/Het nummert om naar een specifiek nummer.
- Wij nummeren om naar verschillende cijfers.
- Jullie nummeren om voor een betere ordening.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omnummeren with some of the pronouns.
- Ik nummerde om naar een hoger getal.
- Jij nummerde om naar een lager getal.
- Hij/Zij/Het nummerde om naar een specifiek nummer.
- Wij nummerden om naar verschillende cijfers.
- Jullie nummerden om voor een betere ordening.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omnummeren with some of the pronouns.
- Ik heb omgenummerd naar een hoger getal.
- Jij hebt omgenummerd naar een lager getal.
- Hij/Zij/Het heeft omgenummerd naar een specifiek nummer.
- Wij hebben omgenummerd naar verschillende cijfers.
- Jullie hebben omgenummerd voor een betere ordening.