afschijnen

Conjugations List of Afschijnen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschijn afscheen afheb afgeschenen
jij, je, uschijnt afscheen afhebt afgeschenen
hij, zij, hetschijnt afscheen afheeft afgeschenen
wijschijnen afschenen afhebben afgeschenen
jullieschijnen afschenen afhebben afgeschenen
zij, zeschijnen afschenen afhebben afgeschenen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afschijnen with some of the pronouns.

  • De zon schijnt af en toe door de wolken.
  • Het licht van de maan schijnt helder in de nacht.
  • De sterren schijnen aan de hemel tijdens een heldere nacht.
  • De lamp in de kamer schijnt fel.
  • De kaarsen op de tafel schijnen romantisch licht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afschijnen with some of the pronouns.

  • Vroeger scheen de zon altijd fel tijdens de zomermaanden.
  • Toen ik jong was, scheen het maanlicht zo betoverend.
  • In mijn vorige huis schenen de sterren prachtig 's nachts.
  • De oude straatlantaarns schenen zwak in het donker.
  • Als kind scheen ik altijd een zaklamp onder de dekens.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afschijnen with some of the pronouns.

  • De zon is vandaag af en toe door de wolken geschijnen.
  • Het licht van de maan heeft helder geschenen in de nacht.
  • De sterren hebben aan de hemel geschenen tijdens een heldere nacht.
  • De lamp in de kamer heeft fel geschenen.
  • De kaarsen op de tafel hebben romantisch licht geschenen.