prostitueren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | prostitueer | prostitueerde | heb geprostitueerd |
jij, je, u | prostitueert | prostitueerde | hebt geprostitueerd |
hij, zij, het | prostitueert | prostitueerde | heeft geprostitueerd |
wij | prostitueren | prostitueerden | hebben geprostitueerd |
jullie | prostitueren | prostitueerden | hebben geprostitueerd |
zij, ze | prostitueren | prostitueerden | hebben geprostitueerd |
Presens
Example presens sentences for Prostitueren with some of the pronouns.
- Ik prostitueer me om mijn studie te bekostigen.
- Jij prostitueert je niet alleen voor het geld, maar ook voor de spanning.
- Hij/zij prostitueert zich in het geheim om aan zijn/haar behoeften te voldoen.
- Wij prostitueren ons niet, we hebben andere manieren om geld te verdienen.
- Jullie prostitueren je om de rekeningen te betalen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Prostitueren with some of the pronouns.
- Vroeger prostitueerde ik me om te overleven.
- Toen ik jong was, prostitueerde ik mezelf soms voor extra zakgeld.
- Hij/zij prostitueerde zich regelmatig voordat hij/zij een stabiele baan vond.
- In die periode prostitueerden wij ons als een desperate poging om geld te verdienen.
- Jullie prostitueerden je tijdens jullie studententijd, maar nu niet meer.
Perfectum
Example perfectum sentences for Prostitueren with some of the pronouns.
- Ik heb me geprostitueerd om mijn schulden af te lossen.
- Jij hebt je al eerder geprostitueerd en hebt er spijt van.
- Hij/zij heeft zich nooit echt willen prostitueren, maar had geen andere keuze.
- Wij hebben ons nooit aan prostitutie gewaagd.
- Jullie hebben je allemaal weleens geprostitueerd om rond te komen.