melen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | meel | meelde | heb gemeeld |
jij, je, u | meelt | meelde | hebt gemeeld |
hij, zij, het | meelt | meelde | heeft gemeeld |
wij | melen | meelden | hebben gemeeld |
jullie | melen | meelden | hebben gemeeld |
zij, ze | melen | meelden | hebben gemeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Melen with some of the pronouns.
- Ik melk de koeien elke ochtend.
- Jij meldt je altijd op tijd voor de les.
- Hij/zij/het melkt de geit twee keer per dag.
- Wij melken de schapen in de lente.
- Jullie melken de koeien met de hand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Melen with some of the pronouns.
- Vroeger molk ik elke dag de koeien.
- Toen ik klein was, melkte ik altijd de geit.
- Hij/zij/het molk de koeien al voordat ik arriveerde.
- Wij melkten vroeger samen de schapen.
- Jullie melkten altijd met veel plezier de koeien.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Melen with some of the pronouns.
- Ik heb de koeien gemolken voordat het begon te regenen.
- Jij bent naar de boerderij gegaan en hebt de geiten gemolken.
- Hij/zij/het heeft de melk al verkocht.
- Wij hebben de koeien gemolken terwijl de zon onderging.
- Jullie zijn bezig geweest met het melken van de schapen.