opvrijen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vrij op | vrijde op;vree op | heb opgevrijd;heb opgevreeën |
jij, je, u | vrijt op | vrijde op;vree op | hebt opgevrijd;hebt opgevreeën |
hij, zij, het | vrijt op | vrijde op;vree op | heeft opgevrijd;heeft opgevreeën |
wij | vrijen op | vrijden op;vreeën op | hebben opgevrijd;hebben opgevreeën |
jullie | vrijen op | vrijden op;vreeën op | hebben opgevrijd;hebben opgevreeën |
zij, ze | vrijen op | vrijden op;vreeën op | hebben opgevrijd;hebben opgevreeën |
PresensBeta
Example presens sentences for Opvrijen with some of the pronouns.
- Ik vrij hem op tijdens het feest.
- Zij vrijet elkaar op in de club.
- Wij vrijen op in de slaapkamer.
- Jullie vrijen haar op met bloemen.
- De kinderen vrijen elkaar op in de speeltuin.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opvrijen with some of the pronouns.
- Ik vree hem op toen we elkaar voor het eerst ontmoetten.
- Zij vreeën elkaar op tijdens de zomer van vorig jaar.
- Wij vreeën op in de achtertuin toen het begon te regenen.
- Jullie vreeën haar op tijdens de romantische date.
- De kinderen vreeën elkaar op tijdens het schoolfeest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opvrijen with some of the pronouns.
- Ik heb hem opgevrijd gisteravond.
- Zij hebben elkaar opgevrijd op vakantie.
- Wij hebben opgevrijd tijdens het concert.
- Jullie hebben haar opgevrijd op haar verjaardag.
- De kinderen hebben elkaar opgevrijd op schoolkamp.