bevoorrechten

Conjugations List of Bevoorrechten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbevoorrechtbevoorrechtteheb bevoorrecht
jij, je, ubevoorrechtbevoorrechttehebt bevoorrecht
hij, zij, hetbevoorrechtbevoorrechtteheeft bevoorrecht
wijbevoorrechtenbevoorrechttenhebben bevoorrecht
julliebevoorrechtenbevoorrechttenhebben bevoorrecht
zij, zebevoorrechtenbevoorrechttenhebben bevoorrecht

Presens

Example presens sentences for Bevoorrechten with some of the pronouns.

  • Ik bevoorrecht mijn studenten met extra leermiddelen.
  • Jij bevoordeelt jezelf door hard te werken.
  • Hij/Zij bevoorrecht de beste leerlingen met prijzen.
  • Wij bevoorrechten gelijke kansen voor iedereen.
  • Jullie bevoordelen degenen die zich hebben ingezet.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bevoorrechten with some of the pronouns.

  • Ik bevoorrechtte mijn studenten met extra leermiddelen.
  • Jij bevoordeelde jezelf door hard te werken.
  • Hij/Zij bevoorrechtte de beste leerlingen met prijzen.
  • Wij bevoorrechtten gelijke kansen voor iedereen.
  • Jullie bevoordeelden degenen die zich hadden ingezet.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bevoorrechten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn studenten bevoorrecht met extra leermiddelen.
  • Jij hebt jezelf bevoordeeld door hard te werken.
  • Hij/Zij heeft de beste leerlingen bevoorrecht met prijzen.
  • Wij hebben gelijke kansen voor iedereen bevoorrecht.
  • Jullie hebben degenen die zich hebben ingezet bevoordeeld.