avonturen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | avontuur | avontuurde | heb geavontuurd |
jij, je, u | avontuurt | avontuurde | hebt geavontuurd |
hij, zij, het | avontuurt | avontuurde | heeft geavontuurd |
wij | avonturen | avontuurden | hebben geavontuurd |
jullie | avonturen | avontuurden | hebben geavontuurd |
zij, ze | avonturen | avontuurden | hebben geavontuurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Avonturen with some of the pronouns.
- Ik avontuur regelmatig in de natuur.
- Jij avontuurt graag tijdens je vakanties.
- Hij/Zij avontuurt vaak in exotische landen.
- Wij avonturen samen op het weekend.
- Jullie avonturen altijd met veel enthousiasme.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Avonturen with some of the pronouns.
- Vroeger avontuurde ik veel in de bossen.
- Toen ik jong was, avontuurde jij altijd met me mee.
- Hij/Zij avontuurde vroeger langs de kustlijn.
- Wij avontuurden elke zomer in de bergen.
- Als kind avontuurden jullie vaak in het park.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Avonturen with some of the pronouns.
- Ik heb geavontuurd tijdens mijn reis naar Aziƫ.
- Jij bent al eerder geavontuurd in de bergen.
- Hij/Zij heeft vele malen geavontuurd in Afrika.
- Wij zijn onlangs geavontuurd in de woestijn.
- Jullie hebben al vaak geavontuurd in de jungle.