aanwetten

Conjugations List of Aanwetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwet aanwette aanheb aangewet
jij, je, uwet aanwette aanhebt aangewet
hij, zij, hetwet aanwette aanheeft aangewet
wijwetten aanwetten aanhebben aangewet
julliewetten aanwetten aanhebben aangewet
zij, zewetten aanwetten aanhebben aangewet

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanwetten with some of the pronouns.

  • Ik wett aan de motorfiets.
  • Jij wett de kaarsen aan.
  • Hij/zij/het wett het vuurwerk aan.
  • Wij wetten de barbecue aan.
  • Jullie wetten de oven aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanwetten with some of the pronouns.

  • Ik wette de open haard aan.
  • Jij wette de lampen aan.
  • Hij/zij/het wette de computer aan.
  • Wij wetten de televisie aan.
  • Jullie wetten de ventilator aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanwetten with some of the pronouns.

  • Ik heb de lichten aangewet.
  • Jij hebt de kachel aangewet.
  • Hij/zij/het heeft de stereo aangewet.
  • Wij hebben de verwarming aangewet.
  • Jullie hebben de elektrische apparaten aangewet.