kerstenen

Conjugations List of Kerstenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkerstenkerstendeheb gekerstend
jij, je, ukerstentkerstendehebt gekerstend
hij, zij, hetkerstentkerstendeheeft gekerstend
wijkerstenenkerstendenhebben gekerstend
julliekerstenenkerstendenhebben gekerstend
zij, zekerstenenkerstendenhebben gekerstend

Presens
Beta

Example presens sentences for Kerstenen with some of the pronouns.

  • Ik kersteneer de kinderen tijdens de kerstvakantie.
  • Jij kersteneert je vrienden op kerstavond.
  • Hij kersteneert zijn huis elk jaar met kerstlichtjes.
  • Wij kerstenen de kerstboom met mooie versieringen.
  • Jullie kerstenen de straten met feestelijke decoraties.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kerstenen with some of the pronouns.

  • Ik kerstende de kinderen tijdens de kerstvakantie.
  • Jij kerstende je vrienden op kerstavond.
  • Hij kerstende zijn huis elk jaar met kerstlichtjes.
  • Wij kerstenden de kerstboom met mooie versieringen.
  • Jullie kerstenden de straten met feestelijke decoraties.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kerstenen with some of the pronouns.

  • Ik heb de kinderen tijdens de kerstvakantie gekerstend.
  • Jij hebt je vrienden op kerstavond gekerstend.
  • Hij heeft zijn huis elk jaar met kerstlichtjes gekerstend.
  • Wij hebben de kerstboom met mooie versieringen gekerstend.
  • Jullie hebben de straten met feestelijke decoraties gekerstend.