noppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | nop | nopte | heb genopt |
jij, je, u | nopt | nopte | hebt genopt |
hij, zij, het | nopt | nopte | heeft genopt |
wij | noppen | nopten | hebben genopt |
jullie | noppen | nopten | hebben genopt |
zij, ze | noppen | nopten | hebben genopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Noppen with some of the pronouns.
- Ik nop
- Jij noppert
- Hij/Zij het/men noppert
- Wij/jullie/zij noppen
- De kinderen noppen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Noppen with some of the pronouns.
- Ik nopte
- Jij nopte
- Hij/Zij het/men nopte
- Wij/jullie/zij noppen
- De kinderen nopten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Noppen with some of the pronouns.
- Ik heb genopt
- Jij hebt genopt
- Hij/Zij het/men heeft genopt
- Wij/jullie/zij hebben genopt
- De kinderen hebben genopt