indagen

Conjugations List of Indagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdaag indaagde inheb ingedaagd
jij, je, udaagt indaagde inhebt ingedaagd
hij, zij, hetdaagt indaagde inheeft ingedaagd
wijdagen indaagden inhebben ingedaagd
julliedagen indaagden inhebben ingedaagd
zij, zedagen indaagden inhebben ingedaagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Indagen with some of the pronouns.

  • Ik dagen mijn leerlingen uit om hun grenzen te verleggen.
  • Jij daagt jezelf elke dag uit om beter te worden.
  • Hij/zij daagt zijn/haar vrienden uit voor een spelletje.
  • Wij dagen het team van de tegenstander uit voor een wedstrijd.
  • Jullie dagen ons uit om creatief te zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Indagen with some of the pronouns.

  • Ik daagde mijn leerlingen uit om hun grenzen te verleggen.
  • Jij daagde jezelf elke dag uit om beter te worden.
  • Hij/zij daagde zijn/haar vrienden uit voor een spelletje.
  • Wij daagden het team van de tegenstander uit voor een wedstrijd.
  • Jullie daagden ons uit om creatief te zijn.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Indagen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn leerlingen uitgedaagd om hun grenzen te verleggen.
  • Jij hebt jezelf elke dag uitgedaagd om beter te worden.
  • Hij/zij heeft zijn/haar vrienden uitgedaagd voor een spelletje.
  • Wij hebben het team van de tegenstander uitgedaagd voor een wedstrijd.
  • Jullie hebben ons uitgedaagd om creatief te zijn.