aanbalken

Conjugations List of Aanbalken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbalk aanbalkte aanheb aangebalkt
jij, je, ubalkt aanbalkte aanhebt aangebalkt
hij, zij, hetbalkt aanbalkte aanheeft aangebalkt
wijbalken aanbalkten aanhebben aangebalkt
julliebalken aanbalkten aanhebben aangebalkt
zij, zebalken aanbalkten aanhebben aangebalkt