omknellen

Conjugations List of Omknellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomknelomkneldeheb omkneld
jij, je, uomkneltomkneldehebt omkneld
hij, zij, hetomkneltomkneldeheeft omkneld
wijomknellenomkneldenhebben omkneld
jullieomknellenomkneldenhebben omkneld
zij, zeomknellenomkneldenhebben omkneld

Presens
Beta

Example presens sentences for Omknellen with some of the pronouns.

  • Ik knel hem om met al mijn kracht.
  • Jij knelt haar om en laat haar niet los.
  • Hij knelt de handdoek stevig om zijn middel.
  • Wij knellen onze armen om elkaar heen in een warme omhelzing.
  • Zij knellen de buis dicht om lekkage te voorkomen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omknellen with some of the pronouns.

  • Ik knelde hem om, maar hij wist zich los te wurmen.
  • Jij knelde haar om alsof je nooit meer los wilde laten.
  • Hij knelde de stropdas snel om en rende naar buiten.
  • Wij knelden onze handen stevig om elkaar heen als teken van liefde.
  • Zij knelden de schroef vast en hielden deze stevig omgedraaid.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omknellen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem omgekneld en het deed pijn.
  • Jij hebt haar stevig omgekneld tijdens het dansen.
  • Hij heeft de koffer goed omgekneld zodat niets eruit valt.
  • Wij hebben elkaar hartstochtelijk omgekneld bij het weerzien.
  • Zij hebben de slang omgekneld om de waterstroom te stoppen.