tooien

Conjugations List of Tooien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktooitooideheb getooid
jij, je, utooittooidehebt getooid
hij, zij, hettooittooideheeft getooid
wijtooientooidenhebben getooid
jullietooientooidenhebben getooid
zij, zetooientooidenhebben getooid

Presens
Beta

Example presens sentences for Tooien with some of the pronouns.

  • Ik tooi de kerstboom met glinsterende ballen.
  • Jij tooit de feesttafel met bloemen.
  • Hij tooit zijn hoed met een kleurrijke veer.
  • Wij tooien de bruid met een prachtige sluier.
  • Zij tooien de danszaal met slingers en lichten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tooien with some of the pronouns.

  • Vroeger tooide ik altijd mijn fiets met bloemen.
  • Als kind tooide jij je slaapkamer met posters van je favoriete band.
  • Hij tooide zijn haar met een hippe haarkleur.
  • Wij tooiden de schoolbanken met onze tekeningen.
  • Elke zomer tooiden zij hun balkon met kleurrijke planten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tooien with some of the pronouns.

  • Ik heb de kamer getooid met mooie schilderijen.
  • Jij hebt de tuin getooid met kleurrijke bloemen.
  • Hij heeft zijn outfit getooid met een stijlvolle das.
  • Wij hebben het huis getooid ter ere van het feest.
  • Zij hebben de straat getooid met vlaggen en banners.