inzepen

Conjugations List of Inzepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzeep inzeepte inheb ingezeept
jij, je, uzeept inzeepte inhebt ingezeept
hij, zij, hetzeept inzeepte inheeft ingezeept
wijzepen inzeepten inhebben ingezeept
julliezepen inzeepten inhebben ingezeept
zij, zezepen inzeepten inhebben ingezeept

Presens

Example presens sentences for Inzepen with some of the pronouns.

  • Ik zeep me in voordat ik onder de douche stap.
  • Jij zeep je altijd grondig in na het sporten.
  • Hij zeep zichzelf in met een speciale zeep voor gevoelige huid.
  • Zij zeep haar handen in met antibacteriële zeep.
  • We zeep ons in met een biologische douchegel.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Inzepen with some of the pronouns.

  • Vroeger zeepte ik me altijd in met een badspons.
  • Toen ik jong was, zeep ik mijn handen altijd in voor het eten.
  • Hij zeepte zichzelf in terwijl hij onder de warme straal stond.
  • Zij zeepte haar rug in met behulp van een lange borstel.
  • We zeepten ons in en genoten van het schuimende water.

Perfectum

Example perfectum sentences for Inzepen with some of the pronouns.

  • Ik heb me ingezeept voordat ik het water aanzette.
  • Jij hebt je goed ingezeept voordat we naar het zwembad gingen.
  • Hij heeft zich snel ingezeept om op tijd te komen.
  • Zij heeft haar gezicht ingezeept met een milde reinigingsgel.
  • We hebben ons grondig ingezeept na het buitenspelen.