nasukkelen

Conjugations List of Nasukkelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksukkel nasukkelde naheb nagesukkeld
jij, je, usukkelt nasukkelde nahebt nagesukkeld
hij, zij, hetsukkelt nasukkelde naheeft nagesukkeld
wijsukkelen nasukkelden nahebben nagesukkeld
julliesukkelen nasukkelden nahebben nagesukkeld
zij, zesukkelen nasukkelden nahebben nagesukkeld

Presens

Example presens sentences for Nasukkelen with some of the pronouns.

  • Ik nasukkel.
  • Jij nasukkelt.
  • Hij/Zij/Het nasukkelt.
  • Wij nasukkelen.
  • Jullie nasukkelen.
  • Zij nasukkelen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Nasukkelen with some of the pronouns.

  • Ik nasukkelde.
  • Jij nasukkelde.
  • Hij/Zij/Het nasukkelde.
  • Wij nasukkelden.
  • Jullie nasukkelden.
  • Zij nasukkelden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Nasukkelen with some of the pronouns.

  • Ik heb genasukkeld.
  • Jij hebt genasukkeld.
  • Hij/Zij/Het heeft genasukkeld.
  • Wij hebben genasukkeld.
  • Jullie hebben genasukkeld.
  • Zij hebben genasukkeld.