fezelen

Conjugations List of Fezelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfezelfezeldeheb gefezeld
jij, je, ufezeltfezeldehebt gefezeld
hij, zij, hetfezeltfezeldeheeft gefezeld
wijfezelenfezeldenhebben gefezeld
julliefezelenfezeldenhebben gefezeld
zij, zefezelenfezeldenhebben gefezeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Fezelen with some of the pronouns.

  • Ik fezel tijdens het lezen van een spannend boek.
  • Jij fezelt altijd als je nerveus bent.
  • Hij fezelt onverstaanbaar als hij moe is.
  • Wij fezelen graag over interessante onderwerpen.
  • Zij fezelen luidruchtig in de klas.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fezelen with some of the pronouns.

  • Ik fezelde zachtjes terwijl ik aan het studeren was.
  • Jij fezelde altijd wanneer je zenuwachtig was.
  • Hij fezelde dromerig over zijn toekomstplannen.
  • Wij fezelden gezellig tijdens het diner.
  • Zij fezelden vrolijk tijdens het wandelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fezelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gefezeld tijdens de presentatie.
  • Jij hebt al vaak gefezeld over dat onderwerp.
  • Hij heeft gisteren gefezeld met zijn vrienden.
  • Wij hebben samen veel gefezeld op vakantie.
  • Zij hebben vrolijk gefezeld op het feestje.