besteken

Conjugations List of Besteken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbesteekbestakheb bestoken
jij, je, ubesteektbestakhebt bestoken
hij, zij, hetbesteektbestakheeft bestoken
wijbestekenbestakenhebben bestoken
julliebestekenbestakenhebben bestoken
zij, zebestekenbestakenhebben bestoken

Presens
Beta

Example presens sentences for Besteken with some of the pronouns.

  • Ik bestek de tafel voor het diner.
  • Jij bestekt altijd de borden na het afwassen.
  • Hij bestekt de taart met glazuur.
  • Zij besteken de kerstboom met mooie ballen.
  • We besteken de vloer met nieuwe tegels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Besteken with some of the pronouns.

  • Vroeger bestekte ik de tafel voor het diner.
  • Toen bestekte jij altijd de borden na het afwassen.
  • Hij bestekte de taart met glazuur terwijl zij keek.
  • Ze bestekten de kerstboom met mooie ballen elk jaar.
  • We bestekten de vloer met nieuwe tegels voor de renovatie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Besteken with some of the pronouns.

  • Ik heb de tafel bestekt voor het diner.
  • Jij hebt altijd de borden bestekt na het afwassen.
  • Hij heeft de taart bestekt met glazuur.
  • Zij hebben de kerstboom bestekt met mooie ballen.
  • We hebben de vloer bestekt met nieuwe tegels.