installeren

Conjugations List of Installeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikinstalleerinstalleerdeheb geïnstalleerd
jij, je, uinstalleertinstalleerdehebt geïnstalleerd
hij, zij, hetinstalleertinstalleerdeheeft geïnstalleerd
wijinstallereninstalleerdenhebben geïnstalleerd
jullieinstallereninstalleerdenhebben geïnstalleerd
zij, zeinstallereninstalleerdenhebben geïnstalleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Installeren with some of the pronouns.

  • Ik installeer de nieuwe software op mijn computer.
  • Jij installeert de app op je telefoon.
  • Hij installeert de nieuwe lamp in de slaapkamer.
  • Zij installeren de beveiligingscamera's in het kantoor.
  • We installeren de updates op de website.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Installeren with some of the pronouns.

  • Vroeger installeerde ik altijd programma's op mijn computer.
  • Toen ik jonger was, installeerde jij vaak nieuwe apps op je telefoon.
  • Hij installeerde regelmatig nieuwe verlichting in zijn huis.
  • In het verleden installeerden zij alle apparatuur zelf.
  • We installeerden vroeger handmatig alle software-updates.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Installeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de nieuwe software op mijn computer geïnstalleerd.
  • Jij hebt de app op je telefoon geïnstalleerd.
  • Hij heeft de nieuwe lamp in de slaapkamer geïnstalleerd.
  • Zij hebben de beveiligingscamera's in het kantoor geïnstalleerd.
  • We hebben de updates op de website geïnstalleerd.