afdrukken

Conjugations List of Afdrukken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdruk afdrukte afheb afgedrukt
jij, je, udrukt afdrukte afhebt afgedrukt
hij, zij, hetdrukt afdrukte afheeft afgedrukt
wijdrukken afdrukten afhebben afgedrukt
julliedrukken afdrukten afhebben afgedrukt
zij, zedrukken afdrukten afhebben afgedrukt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afdrukken with some of the pronouns.

  • Ik druk de foto af.
  • Hij drukt de documenten af.
  • Zij drukken de tickets af.
  • We drukken de krant af.
  • Jullie drukken de formulieren af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afdrukken with some of the pronouns.

  • Ik drukte de foto af.
  • Hij drukte de documenten af.
  • Zij drukten de tickets af.
  • We drukten de krant af.
  • Jullie drukten de formulieren af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afdrukken with some of the pronouns.

  • Ik heb de foto afgedrukt.
  • Hij heeft de documenten afgedrukt.
  • Zij hebben de tickets afgedrukt.
  • We hebben de krant afgedrukt.
  • Jullie hebben de formulieren afgedrukt.