inkosten

Conjugations List of Inkosten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkost inkostte inheb ingekost
jij, je, ukost inkostte inhebt ingekost
hij, zij, hetkost inkostte inheeft ingekost
wijkosten inkostten inhebben ingekost
julliekosten inkostten inhebben ingekost
zij, zekosten inkostten inhebben ingekost

Presens
Beta

Example presens sentences for Inkosten with some of the pronouns.

  • Ik inkost vandaag een nieuwe printer.
  • Jij inkost regelmatig boeken.
  • Hij/Zij inkost altijd verse groenten.
  • Wij inkosten samen de rekening.
  • Jullie inkosten veel geld aan kleding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inkosten with some of the pronouns.

  • Vroeger kostte ik altijd te veel aan printpapier.
  • Jij kocht vroeger regelmatig boeken.
  • Hij/Zij kocht altijd verse groenten bij die winkel.
  • Wij kochten samen vaak de rekening.
  • Jullie kochten vroeger veel geld aan kleding.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inkosten with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een nieuwe printer ingekost.
  • Jij hebt al vaak boeken ingekost.
  • Hij/Zij heeft altijd verse groenten ingekost.
  • Wij hebben samen de rekening ingekost.
  • Jullie hebben veel geld aan kleding ingekost.