laxeren

Conjugations List of Laxeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaxeerlaxeerdeheb gelaxeerd
jij, je, ulaxeertlaxeerdehebt gelaxeerd
hij, zij, hetlaxeertlaxeerdeheeft gelaxeerd
wijlaxerenlaxeerdenhebben gelaxeerd
jullielaxerenlaxeerdenhebben gelaxeerd
zij, zelaxerenlaxeerdenhebben gelaxeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Laxeren with some of the pronouns.

  • Ik laxeert dagelijks voor het slapengaan.
  • Jij laxeerde elk uur tijdens de reis.
  • Hij/Zij laxeert regelmatig na het eten.
  • Wij laxeren altijd voordat we naar de sportschool gaan.
  • Jullie laxeren vaak in de ochtend.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Laxeren with some of the pronouns.

  • Ik laxeerde elke avond voordat ik ging slapen.
  • Jij laxeerde vroeger meer dan nu.
  • Hij/Zij laxeerde altijd na het avondeten.
  • Wij laxeerden regelmatig tijdens onze vakanties.
  • Jullie laxeerden nooit op school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Laxeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gelaxeerd voordat ik naar bed ging.
  • Jij had gelaxeerd voordat je naar het feest kwam.
  • Hij/Zij heeft gisteren gelaxeerd.
  • Wij hadden al gelaxeerd voordat het begon te regenen.
  • Jullie hebben vandaag niet gelaxeerd.