compileren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | compileer | compileerde | heb gecompileerd |
jij, je, u | compileert | compileerde | hebt gecompileerd |
hij, zij, het | compileert | compileerde | heeft gecompileerd |
wij | compileren | compileerden | hebben gecompileerd |
jullie | compileren | compileerden | hebben gecompileerd |
zij, ze | compileren | compileerden | hebben gecompileerd |
Presens
Example presens sentences for Compileren with some of the pronouns.
- Ik compileer mijn scriptie.
- Jij compileert de broncode.
- Hij/Zij compileert het programma.
- Wij compileren de gegevens.
- Jullie compileren de software.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Compileren with some of the pronouns.
- Ik compileerde mijn scriptie.
- Jij compileerde de broncode.
- Hij/Zij compileerde het programma.
- Wij compileerden de gegevens.
- Jullie compileerden de software.
Perfectum
Example perfectum sentences for Compileren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn scriptie gecompileerd.
- Jij hebt de broncode gecompileerd.
- Hij/Zij heeft het programma gecompileerd.
- Wij hebben de gegevens gecompileerd.
- Jullie hebben de software gecompileerd.