moderniseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | moderniseer | moderniseerde | heb gemoderniseerd |
jij, je, u | moderniseert | moderniseerde | hebt gemoderniseerd |
hij, zij, het | moderniseert | moderniseerde | heeft gemoderniseerd |
wij | moderniseren | moderniseerden | hebben gemoderniseerd |
jullie | moderniseren | moderniseerden | hebben gemoderniseerd |
zij, ze | moderniseren | moderniseerden | hebben gemoderniseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Moderniseren with some of the pronouns.
- Ik moderniseer mijn lesmethoden.
- Jij moderniseert de schoolinfrastructuur.
- Hij/Zij/Het moderniseert de technologie in het klaslokaal.
- Wij moderniseren het curriculum.
- Jullie moderniseren de onderwijsmethodiek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Moderniseren with some of the pronouns.
- Ik moderniseerde mijn lesmethoden.
- Jij moderniseerde de schoolinfrastructuur.
- Hij/Zij/Het moderniseerde de technologie in het klaslokaal.
- Wij moderniseerden het curriculum.
- Jullie moderniseerden de onderwijsmethodiek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Moderniseren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn lesmethoden gemoderniseerd.
- Jij hebt de schoolinfrastructuur gemoderniseerd.
- Hij/Zij/Het heeft de technologie in het klaslokaal gemoderniseerd.
- Wij hebben het curriculum gemoderniseerd.
- Jullie hebben de onderwijsmethodiek gemoderniseerd.