aanknoeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | knoei aan | knoeide aan | heb aangeknoeid |
jij, je, u | knoeit aan | knoeide aan | hebt aangeknoeid |
hij, zij, het | knoeit aan | knoeide aan | heeft aangeknoeid |
wij | knoeien aan | knoeiden aan | hebben aangeknoeid |
jullie | knoeien aan | knoeiden aan | hebben aangeknoeid |
zij, ze | knoeien aan | knoeiden aan | hebben aangeknoeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanknoeien with some of the pronouns.
- Ik knoei regelmatig met mijn eten.
- Jij knoeit altijd met je koffie.
- Hij knoeit nooit tijdens het koken.
- Wij knoeien soms met verf tijdens het schilderen.
- Zij knoeien vaak met hun administratie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanknoeien with some of the pronouns.
- Ik knoeide altijd met mijn pap als kind.
- Jij knoeide regelmatig met de limonade.
- Hij knoeide vroeger veel met zijn speelgoed.
- Wij knoeiden soms met de pen tijdens het schrijven.
- Zij knoeiden vaak met de lijm tijdens het knutselen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanknoeien with some of the pronouns.
- Ik heb geknoeid met de verfblikken.
- Jij hebt je koffie gemorst op de tafel.
- Hij heeft zijn eten laten vallen.
- Wij hebben flink aangeknoeid tijdens het feest.
- Zij hebben de taart verkeerd gesneden en daardoor geknoeid.