distantiëren

Conjugations List of Distantiëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdistantieerdistantieerdeheb gedistantieerd
jij, je, udistantieertdistantieerdehebt gedistantieerd
hij, zij, hetdistantieertdistantieerdeheeft gedistantieerd
wijdistantiërendistantieerdenhebben gedistantieerd
julliedistantiërendistantieerdenhebben gedistantieerd
zij, zedistantiërendistantieerdenhebben gedistantieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Distantiëren with some of the pronouns.

  • Ik distantieer me van negatieve invloeden.
  • Jij distantieert je van roddels.
  • Hij distantieert zich van het conflict.
  • Wij distantiëren ons van ongepast gedrag.
  • Zij distantieren zich van de oude tradities.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Distantiëren with some of the pronouns.

  • Ik distantieerde me altijd van dat soort mensen.
  • Jij distantieerde je regelmatig van politieke discussies.
  • Hij distantieerde zich vroeger van sociale evenementen.
  • Wij distantieerden ons vaak van onzinnige discussies.
  • Zij distantieerden zich soms van familieaangelegenheden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Distantiëren with some of the pronouns.

  • Ik heb me gedistantieerd van de situatie.
  • Jij hebt je gedistantieerd van die groep.
  • Hij heeft zich gedistantieerd van zijn vorige werkgever.
  • Wij hebben ons gedistantieerd van het verleden.
  • Zij hebben zich gedistantieerd van de fouten uit het verleden.