overbevolken

Conjugations List of Overbevolken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverbevolkoverbevolkteheb overbevolkt
jij, je, uoverbevolktoverbevolktehebt overbevolkt
hij, zij, hetoverbevolktoverbevolkteheeft overbevolkt
wijoverbevolkenoverbevolktenhebben overbevolkt
jullieoverbevolkenoverbevolktenhebben overbevolkt
zij, zeoverbevolkenoverbevolktenhebben overbevolkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Overbevolken with some of the pronouns.

  • De wereld overbevolkt snel.
  • We overbevolken de planeet met een alarmerend tempo.
  • Mensen overbevolken steden en dorpen.
  • De groeiende bevolking overbevolkt de aarde.
  • Het probleem van overbevolking wordt steeds urgenter.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overbevolken with some of the pronouns.

  • In het verleden werd de wereld niet zo snel overbevolkt.
  • Toen ik jong was, overbevolkten we de aarde nog niet zo erg.
  • Er waren tijden waarin mensen zich niet druk maakten over overbevolking.
  • Vroeger werd onze stad niet zo sterk overbevolkt.
  • Tijdens mijn jeugd was overbevolking geen groot probleem.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overbevolken with some of the pronouns.

  • De steden zijn overbevolkt geraakt door migratie.
  • We hebben de afgelopen jaren de aarde overbevolkt.
  • Mijn land heeft zichzelf overbevolkt in een recordtijd.
  • De wereldbevolking is dramatisch overbevolkt geweest.
  • Ze zijn erin geslaagd om het land te overbevolken.