snoeken

Conjugations List of Snoeken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnoeksnoekteheb gesnoekt
jij, je, usnoektsnoektehebt gesnoekt
hij, zij, hetsnoektsnoekteheeft gesnoekt
wijsnoekensnoektenhebben gesnoekt
julliesnoekensnoektenhebben gesnoekt
zij, zesnoekensnoektenhebben gesnoekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Snoeken with some of the pronouns.

  • Ik snoek in het meer.
  • Jij snoekt graag in de rivier.
  • Hij snoekt regelmatig in de grachten.
  • Zij snoeken vaak in de vijver.
  • We snoeken samen in de meren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Snoeken with some of the pronouns.

  • Vroeger snoekte ik in de kanalen.
  • Toen ik jong was, snoekte jij in de slootjes.
  • Hij snoekte altijd in de rivieren tijdens de zomer.
  • Zij snoekten elke dag in de meertjes.
  • We snoekten regelmatig in de polders.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Snoeken with some of the pronouns.

  • Ik heb gesnoekt in de zee.
  • Jij bent gaan snoeken in de beek.
  • Hij heeft al gesnoekt in de sloten.
  • Zij zijn naar België gegaan om te snoeken.
  • We hebben al veel gesnoekt in de plassen.