uitstromen

Conjugations List of Uitstromen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstroom uitstroomde uitheb uitgestroomd
jij, je, ustroomt uitstroomde uithebt uitgestroomd
hij, zij, hetstroomt uitstroomde uitheeft uitgestroomd
wijstromen uitstroomden uithebben uitgestroomd
julliestromen uitstroomden uithebben uitgestroomd
zij, zestromen uitstroomden uithebben uitgestroomd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitstromen with some of the pronouns.

  • Het water stroomt uit de kraan.
  • De rivier stroomt in de zee uit.
  • Tijdens de regenbui stromen de straten vol water.
  • De koffie loopt uit het kopje.
  • De melk stroomt langzaam uit de fles.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitstromen with some of the pronouns.

  • Het water stroomde uit de kraan.
  • Vroeger stroomde de rivier in de zee uit.
  • Toen het hard regende, stroomden de straten vol water.
  • De koffie liep uit het kopje.
  • De melk stroomde langzaam uit de fles.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitstromen with some of the pronouns.

  • Het water is uitgestroomd uit de kraan.
  • De rivier is in de zee uitgestroomd.
  • Na de hevige regenval zijn de straten vol water uitgestroomd.
  • De koffie is uit het kopje uitgelopen.
  • De melk is langzaam uit de fles uitgestroomd.