klaarkrijgen

Conjugations List of Klaarkrijgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrijg klaarkreeg klaarheb klaargekregen
jij, je, ukrijgt klaarkreeg klaarhebt klaargekregen
hij, zij, hetkrijgt klaarkreeg klaarheeft klaargekregen
wijkrijgen klaarkregen klaarhebben klaargekregen
julliekrijgen klaarkregen klaarhebben klaargekregen
zij, zekrijgen klaarkregen klaarhebben klaargekregen

Presens
Beta

Example presens sentences for Klaarkrijgen with some of the pronouns.

  • Ik krijg het werk klaar.
  • Jij krijgt het probleem klaar.
  • Hij/Zij/Het krijgt de opdracht klaar.
  • Wij krijgen de presentatie klaar.
  • Jullie krijgen de taak klaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Klaarkrijgen with some of the pronouns.

  • Ik kreeg het werk klaar.
  • Jij kreeg het probleem klaar.
  • Hij/Zij/Het kreeg de opdracht klaar.
  • Wij kregen de presentatie klaar.
  • Jullie kregen de taak klaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Klaarkrijgen with some of the pronouns.

  • Ik heb het werk klaargekregen.
  • Jij hebt het probleem klaargekregen.
  • Hij/Zij/Het heeft de opdracht klaargekregen.
  • Wij hebben de presentatie klaargekregen.
  • Jullie hebben de taak klaargekregen.