doteren

Conjugations List of Doteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoteerdoteerdeheb gedoteerd
jij, je, udoteertdoteerdehebt gedoteerd
hij, zij, hetdoteertdoteerdeheeft gedoteerd
wijdoterendoteerdenhebben gedoteerd
julliedoterendoteerdenhebben gedoteerd
zij, zedoterendoteerdenhebben gedoteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Doteren with some of the pronouns.

  • Ik doneer geld aan goede doelen.
  • Jij doneert regelmatig bloed.
  • Hij/zij doneert zijn/haar tijd aan vrijwilligerswerk.
  • Wij doteren een bedrag aan wetenschappelijk onderzoek.
  • Jullie doneren kleding aan daklozenopvang.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doteren with some of the pronouns.

  • Ik doneerde vroeger geld aan goede doelen.
  • Jij doneerde regelmatig bloed in het verleden.
  • Hij/zij doneerde zijn/haar tijd aan vrijwilligerswerk tijdens dat project.
  • Wij doneerden een bedrag aan wetenschappelijk onderzoek vorig jaar.
  • Jullie doneerden kleding aan daklozenopvang toen het nog nodig was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geld gedoteerd aan goede doelen.
  • Jij hebt regelmatig bloed gedoneerd.
  • Hij/zij heeft zijn/haar tijd gedoteerd aan vrijwilligerswerk.
  • Wij hebben een bedrag gedoteerd aan wetenschappelijk onderzoek.
  • Jullie hebben kleding gedoneerd aan daklozenopvang.