vergruizelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergruizel | vergruizelde | heb vergruizeld |
jij, je, u | vergruizelt | vergruizelde | hebt vergruizeld |
hij, zij, het | vergruizelt | vergruizelde | heeft vergruizeld |
wij | vergruizelen | vergruizelden | hebben vergruizeld |
jullie | vergruizelen | vergruizelden | hebben vergruizeld |
zij, ze | vergruizelen | vergruizelden | hebben vergruizeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergruizelen with some of the pronouns.
- Ik vergruizel de oude tegels in kleine stukjes.
- Jij vergruizelt het glas met een hamer.
- Hij vergruizelt de botten voor de hondenvoeding.
- Wij vergruizelen het afval tot fijn poeder.
- Zij vergruizelen de concurrentie met hun innovatieve producten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergruizelen with some of the pronouns.
- Ik vergruizelde de oude tegels in kleine stukjes.
- Jij vergruizelde het glas met een hamer.
- Hij vergruizelde de botten voor de hondenvoeding.
- Wij vergruizelden het afval tot fijn poeder.
- Zij vergruizelden de concurrentie met hun innovatieve producten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergruizelen with some of the pronouns.
- Ik heb de oude tegels vergruizeld in kleine stukjes.
- Jij hebt het glas vergruizeld met een hamer.
- Hij heeft de botten vergruizeld voor de hondenvoeding.
- Wij hebben het afval tot fijn poeder vergruizeld.
- Zij hebben de concurrentie vergruizeld met hun innovatieve producten.