openschieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schiet open | schoot open | ben opengeschoten |
jij, je, u | schiet open | schoot open | bent opengeschoten |
hij, zij, het | schiet open | schoot open | is opengeschoten |
wij | schieten open | schoten open | zijn opengeschoten |
jullie | schieten open | schoten open | zijn opengeschoten |
zij, ze | schieten open | schoten open | zijn opengeschoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Openschieten with some of the pronouns.
- Ik schiet regelmatig een doelpunt open tijdens het voetballen.
- Hij schiet de bal altijd met precisie open in het doel.
- Zij schieten de champagnefles open om het succes te vieren.
- Wij schieten de deur open en rennen naar buiten.
- Jullie schieten de ballonnen open op het feestje.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Openschieten with some of the pronouns.
- Vroeger schoot ik vaak blikjes open met een luchtbuks.
- Toen ik jong was, schoot ik altijd mijn pijlen open in de achtertuin.
- Zij schoten de ruit per ongeluk open tijdens het spelen.
- Wij schoten vroeger vuurpijlen open tijdens oudejaarsavond.
- Jullie schoten de verkeerde kant op en sloegen een boom open met de golfbal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Openschieten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een fles champagne opengeschoten om te vieren.
- Hij heeft het slot van de deur opengeschoten om binnen te komen.
- Zij hebben de ballonnen opengeschoten met pijl en boog.
- Wij hebben het nieuws over het evenement al verspreid, als een opengeschoten bloem.
- Jullie hebben de wedstrijd gewonnen door het doel open te schieten.