opwerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | werk op | werkte op | heb opgewerkt |
jij, je, u | werkt op | werkte op | hebt opgewerkt |
hij, zij, het | werkt op | werkte op | heeft opgewerkt |
wij | werken op | werkten op | hebben opgewerkt |
jullie | werken op | werkten op | hebben opgewerkt |
zij, ze | werken op | werkten op | hebben opgewerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Opwerken with some of the pronouns.
- Ik werk het afval op tot bruikbare grondstoffen.
- Jij werkt het materiaal op voor hergebruik.
- Hij werkt de oude computer op om te verkopen.
- Zij werken de overtollige voorraad op in de komende maanden.
- Wij werken hard aan het opwerken van onze vaardigheden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opwerken with some of the pronouns.
- Ik werkte het afval op tot bruikbare grondstoffen.
- Jij werkte het materiaal op voor hergebruik.
- Hij werkte de oude computer op om te verkopen.
- Zij werkten de overtollige voorraad op in de afgelopen maanden.
- Wij werkten hard aan het opwerken van onze vaardigheden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opwerken with some of the pronouns.
- Ik heb het afval opgewerkt tot bruikbare grondstoffen.
- Jij hebt het materiaal opgewerkt voor hergebruik.
- Hij heeft de oude computer opgewerkt om te verkopen.
- Zij hebben de overtollige voorraad opgewerkt in de afgelopen maanden.
- Wij hebben hard gewerkt aan het opwerken van onze vaardigheden.