smakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | smak | smakte | heb gesmakt |
jij, je, u | smakt | smakte | hebt gesmakt |
hij, zij, het | smakt | smakte | heeft gesmakt |
wij | smakken | smakten | hebben gesmakt |
jullie | smakken | smakten | hebben gesmakt |
zij, ze | smakken | smakten | hebben gesmakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Smakken with some of the pronouns.
- Ik smak tijdens het eten.
- Jij smakt altijd zo luidruchtig.
- Hij smakt met zijn mond open.
- Zij smakt graag met kauwgom.
- Wij smakken van genot bij elke hap.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Smakken with some of the pronouns.
- Ik smakte tijdens het eten.
- Jij smakte altijd zo luidruchtig.
- Hij smakte met zijn mond open.
- Zij smakte graag met kauwgom.
- Wij smakten van genot bij elke hap.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Smakken with some of the pronouns.
- Ik heb gesmakken tijdens het eten.
- Jij hebt altijd zo luidruchtig gesmakken.
- Hij heeft met zijn mond open gesmakken.
- Zij heeft graag met kauwgom gesmakken.
- Wij hebben van genot gesmakken bij elke hap.