bijtrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek bij | trok bij | heb bijgetrokken |
jij, je, u | trekt bij | trok bij | hebt bijgetrokken |
hij, zij, het | trekt bij | trok bij | heeft bijgetrokken |
wij | trekken bij | trokken bij | hebben bijgetrokken |
jullie | trekken bij | trokken bij | hebben bijgetrokken |
zij, ze | trekken bij | trokken bij | hebben bijgetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijtrekken with some of the pronouns.
- Ik trek de situatie bij en kom tot een oplossing.
- Jij trekt je aanwezigheid bij het overleg regelmatig in twijfel.
- Hij trekt zijn stellingen snel bij als hij nieuwe informatie krijgt.
- Wij trekken de aandacht van het publiek naar ons toe tijdens de presentatie.
- Jullie trekken je terug wanneer het te druk wordt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijtrekken with some of the pronouns.
- Toen ik de situatie bijtrok, begon alles beter te gaan.
- Vroeger trokken we altijd samen op, maar nu niet meer.
- Hij trok zijn eerdere uitspraken altijd snel weer bij.
- Tijdens de vergadering trokken jullie je steeds meer terug.
- Elke keer dat zij een fout maakte, trok ze zichzelf weer bij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijtrekken with some of the pronouns.
- Ik heb de verloren tijd bijgetrokken door extra uren te werken.
- Jij hebt je vroegere fouten nooit bijgetrokken.
- Hij heeft zijn financiële schulden bijgetrokken en is nu schuldenvrij.
- Wij hebben de achterstand bijgetrokken en zijn weer op schema.
- Jullie hebben je excuses bijgetrokken en het conflict opgelost.