ridiculiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ridiculiseer | ridiculiseerde | heb geridiculiseerd |
jij, je, u | ridiculiseert | ridiculiseerde | hebt geridiculiseerd |
hij, zij, het | ridiculiseert | ridiculiseerde | heeft geridiculiseerd |
wij | ridiculiseren | ridiculiseerden | hebben geridiculiseerd |
jullie | ridiculiseren | ridiculiseerden | hebben geridiculiseerd |
zij, ze | ridiculiseren | ridiculiseerden | hebben geridiculiseerd |
Presens
Example presens sentences for Ridiculiseren with some of the pronouns.
- Ik ridiculiseer zijn ideeƫn.
- Jij ridiculiseert mijn kledingstijl.
- Hij/zij ridiculiseert hun gedrag.
- Wij ridiculiseren de politieke situatie.
- Jullie ridiculiseren mijn uitspraken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ridiculiseren with some of the pronouns.
- Ik ridiculiseerde zijn ideeƫn.
- Jij ridiculiseerde mijn kledingstijl.
- Hij/zij ridiculiseerde hun gedrag.
- Wij ridiculiseerden de politieke situatie.
- Jullie ridiculiseerden mijn uitspraken.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ridiculiseren with some of the pronouns.
- Ik heb zijn ideeƫn geridiculiseerd.
- Jij hebt mijn kledingstijl geridiculiseerd.
- Hij/zij heeft hun gedrag geridiculiseerd.
- Wij hebben de politieke situatie geridiculiseerd.
- Jullie hebben mijn uitspraken geridiculiseerd.