plukharen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plukhaar | plukhaarde | heb geplukhaard |
jij, je, u | plukhaart | plukhaarde | hebt geplukhaard |
hij, zij, het | plukhaart | plukhaarde | heeft geplukhaard |
wij | plukharen | plukhaarden | hebben geplukhaard |
jullie | plukharen | plukhaarden | hebben geplukhaard |
zij, ze | plukharen | plukhaarden | hebben geplukhaard |
PresensBeta
Example presens sentences for Plukharen with some of the pronouns.
- Ik plukhaar regelmatig in de tuin.
- Jij plukhaart soms bloemen op het veld.
- Hij/Zij/Het plukhaart haar elke ochtend.
- Wij plukharen appels in de boomgaard.
- Jullie plukharen gras in het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Plukharen with some of the pronouns.
- Vroeger plukhaarde ik regelmatig in de tuin.
- Jij plukhaarde soms bloemen op het veld.
- Hij/Zij/Het plukhaarde haar elke ochtend.
- Wij plukhaarden appels in de boomgaard.
- Jullie plukhaarden gras in het park.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Plukharen with some of the pronouns.
- Ik heb geplukhaard in de tuin.
- Jij hebt soms bloemen geplukhaard op het veld.
- Hij/Zij/Het heeft haar elke ochtend geplukhaard.
- Wij hebben appels geplukhaard in de boomgaard.
- Jullie hebben gras geplukhaard in het park.