stelpen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stelp | stelpte | heb gestelpt |
jij, je, u | stelpt | stelpte | hebt gestelpt |
hij, zij, het | stelpt | stelpte | heeft gestelpt |
wij | stelpen | stelpten | hebben gestelpt |
jullie | stelpen | stelpten | hebben gestelpt |
zij, ze | stelpen | stelpten | hebben gestelpt |
PresensBeta
Example presens sentences for Stelpen with some of the pronouns.
- Ik stelp de wond met een verband.
- Jij stelpt het bloeden met een tissue.
- Hij stelpt de watertoevoer door de kraan dicht te draaien.
- Wij stelpen de schade na de overstroming.
- Zij stelpen de brand met de brandblusser.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stelpen with some of the pronouns.
- Ik stelpte het bloeden met een gaasje.
- Jij stelpte het lek met tape.
- Hij stelpte de stroom van kritiek met een krachtig betoog.
- Wij stelpten de opstand met harde maatregelen.
- Zij stelpten het protest met arrestaties en boetes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stelpen with some of the pronouns.
- Ik heb het bloeden gestelpt met een drukverband.
- Jij hebt de lekkage gestelpt met een noodreparatie.
- Hij heeft de crisis gestelpt met een financiële injectie.
- Wij hebben de ontwikkeling gestelpt met strenge maatregelen.
- Zij hebben de verspreiding van geruchten gestelpt.