omwentelen

Conjugations List of Omwentelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwentel omwentelde omheb omgewenteld
jij, je, uwentelt omwentelde omhebt omgewenteld
hij, zij, hetwentelt omwentelde omheeft omgewenteld
wijwentelen omwentelden omhebben omgewenteld
julliewentelen omwentelden omhebben omgewenteld
zij, zewentelen omwentelden omhebben omgewenteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Omwentelen with some of the pronouns.

  • Ik wentel de taart om.
  • Jij wentelt het boek om.
  • Hij/zij/het wentelt de situatie om.
  • Wij wentelen de aarde om.
  • Jullie wentelen de gewoonten om.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omwentelen with some of the pronouns.

  • Ik wentelde de taart om.
  • Jij wentelde het boek om.
  • Hij/zij/het wentelde de situatie om.
  • Wij wentelden de aarde om.
  • Jullie wentelden de gewoonten om.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omwentelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de taart omgewenteld.
  • Jij hebt het boek omgewenteld.
  • Hij/zij/het heeft de situatie omgewenteld.
  • Wij hebben de aarde omgewenteld.
  • Jullie hebben de gewoonten omgewenteld.