dubben
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dub | dubde | heb gedubd |
jij, je, u | dubt | dubde | hebt gedubd |
hij, zij, het | dubt | dubde | heeft gedubd |
wij | dubben | dubden | hebben gedubd |
jullie | dubben | dubden | hebben gedubd |
zij, ze | dubben | dubden | hebben gedubd |
PresensBeta
Example presens sentences for Dubben with some of the pronouns.
- Ik dub over mijn beslissing.
- Jij dubt altijd te veel.
- Hij/zij dubt of hij/zij moet gaan.
- Wij dubben over de beste oplossing.
- Jullie dubben over de juiste strategie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dubben with some of the pronouns.
- Vroeger dubde ik altijd over kleine dingen.
- Toen ik jong was, dubde ik vaak over wat ik wilde worden.
- Hij/zij twijfelde en dubde voortdurend.
- Wij dubden regelmatig over onze toekomstplannen.
- Jullie dubden lange tijd over de mogelijke consequenties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dubben with some of the pronouns.
- Ik heb getwijfeld, maar uiteindelijk gedubd.
- Jij hebt te lang gedubd voordat je een keuze maakte.
- Hij/zij heeft veel gedubd voordat hij/zij de knoop doorhakte.
- Wij hebben uitvoerig gedubd over deze kwestie.
- Jullie hebben al genoeg gedubd, nu is het tijd om actie te ondernemen.