bijsnijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snij bij | sneed bij | heb bijgesneden |
jij, je, u | snijdt bij | sneed bij | hebt bijgesneden |
hij, zij, het | snijdt bij | sneed bij | heeft bijgesneden |
wij | snijden bij | sneden bij | hebben bijgesneden |
jullie | snijden bij | sneden bij | hebben bijgesneden |
zij, ze | snijden bij | sneden bij | hebben bijgesneden |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijsnijden with some of the pronouns.
- Ik snijd de foto bij voor een betere compositie.
- Jij snijdt de afbeelding bij om het formaat aan te passen.
- Hij snijdt de illustratie bij om ongewenste elementen te verwijderen.
- Wij snijden de foto's bij voor de presentatie.
- Zij snijden de foto bij zodat alleen het onderwerp overblijft.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijsnijden with some of the pronouns.
- Ik sneed de foto bij om wat ruimte aan de zijkant toe te voegen.
- Jij sneed de afbeelding bij om de horizon recht te zetten.
- Hij sneed de illustratie bij om de kleuren te versterken.
- Wij sneden de foto's bij voor een consistent uiterlijk.
- Zij sneden de foto bij zodat het beeld in evenwicht was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijsnijden with some of the pronouns.
- Ik heb de foto bijgesneden om de achtergrond te verwijderen.
- Jij hebt de afbeelding bijgesneden om het object in het middelpunt te plaatsen.
- Hij heeft de illustratie bijgesneden om de focus op het hoofdonderwerp te leggen.
- Wij hebben de foto's bijgesneden voor een strakkere presentatie.
- Zij hebben de foto bijgesneden zodat het onderwerp beter tot zijn recht komt.