kankeren

Conjugations List of Kankeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkankerkankerdeheb gekankerd
jij, je, ukankertkankerdehebt gekankerd
hij, zij, hetkankertkankerdeheeft gekankerd
wijkankerenkankerdenhebben gekankerd
julliekankerenkankerdenhebben gekankerd
zij, zekankerenkankerdenhebben gekankerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kankeren with some of the pronouns.

  • Ik kanker op de slechte weersomstandigheden.
  • Jij kankert altijd over je werk.
  • Hij kankert op alles wat misgaat.
  • Wij kankeren op de hoge prijzen.
  • Zij kankeren over de trage service.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kankeren with some of the pronouns.

  • Ik kankerde vroeger veel op mijn ouders.
  • Jij kankerde altijd op het schoolbeleid.
  • Hij kankerde regelmatig op zijn collega's.
  • Wij kankerden vaak op de drukte in de stad.
  • Zij kankerden gisteren nog op de lange wachttijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kankeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gekankerd op de vertraging van de trein.
  • Jij hebt altijd over je buren gekankerd.
  • Hij heeft flink gekankerd over het gebrek aan respect.
  • Wij hebben gekankerd op de matige kwaliteit van het eten.
  • Zij hebben uitgebreid gekankerd over de politieke situatie.