overblijven

Conjugations List of Overblijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblijf overbleef overben overgebleven
jij, je, ublijft overbleef overbent overgebleven
hij, zij, hetblijft overbleef overis overgebleven
wijblijven overbleven overzijn overgebleven
jullieblijven overbleven overzijn overgebleven
zij, zeblijven overbleven overzijn overgebleven

Presens
Beta

Example presens sentences for Overblijven with some of the pronouns.

  • Ik blijf over na de vergadering.
  • Jij blijft over om te helpen met de schoonmaak.
  • Hij/Zij blijft over tot het einde van de film.
  • Wij blijven over in het hotel tot morgenochtend.
  • Zij blijven over om de restjes op te eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overblijven with some of the pronouns.

  • Vroeger bleef ik over na de training.
  • Als kind bleef jij altijd over na school.
  • Hij/Zij bleef vaak over om extra te oefenen.
  • Wij bleven over tijdens de lange schooldagen.
  • Zij bleven over om samen te studeren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overblijven with some of the pronouns.

  • Ik ben overgebleven na de lunch.
  • Jij bent overgebleven in de klas om je huiswerk te maken.
  • Hij/Zij is overgebleven tijdens de vakantie.
  • Wij zijn overgebleven in het park tot het begon te regenen.
  • Zij zijn overgebleven om de spullen op te ruimen.