tossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tos | toste | heb getost |
jij, je, u | tost | toste | hebt getost |
hij, zij, het | tost | toste | heeft getost |
wij | tossen | tosten | hebben getost |
jullie | tossen | tosten | hebben getost |
zij, ze | tossen | tosten | hebben getost |
PresensBeta
Example presens sentences for Tossen with some of the pronouns.
- Ik toss een muntje om te beslissen wie er begint.
- Jij tost regelmatig tijdens voetbalwedstrijden.
- Hij of zij tost altijd voor het ontbijt.
- Wij tossen vaak om te bepalen wie er mag uitkiezen.
- Jullie tossen de bal naar elkaar over in het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tossen with some of the pronouns.
- Ik toste vroeger altijd met mijn broer om dingen te beslissen.
- Jij toste gisteren tijdens de training.
- Hij of zij toste regelmatig toen we nog samenwoonden.
- Wij tosten vaak om te bepalen wie er mocht koken.
- Jullie tosten de hele middag door op het strand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tossen with some of the pronouns.
- Ik heb een muntje getost om de winnaar te bepalen.
- Jij hebt al meerdere keren getost in deze wedstrijd.
- Hij of zij heeft nog nooit eerder getost.
- Wij hebben onlangs getost om een beslissing te nemen.
- Jullie hebben de bal naar elkaar overgetost in het stadion.