bijspringen

Conjugations List of Bijspringen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspring bijsprong bijheb bijgesprongen
jij, je, uspringt bijsprong bijhebt bijgesprongen
hij, zij, hetspringt bijsprong bijheeft bijgesprongen
wijspringen bijsprongen bijhebben bijgesprongen
julliespringen bijsprongen bijhebben bijgesprongen
zij, zespringen bijsprongen bijhebben bijgesprongen

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijspringen with some of the pronouns.

  • Ik spring bij wanneer dat nodig is.
  • Jij springt bij als er hulp nodig is.
  • Hij/zij springt bij om te helpen.
  • Wij springen bij tijdens drukke periodes.
  • Jullie springen bij als er extra handen nodig zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijspringen with some of the pronouns.

  • Ik sprong bij toen ik zag dat ze hulp nodig hadden.
  • Jij sprong bij en ondersteunde hen.
  • Hij/zij sprong bij telkens als er een probleem was.
  • Wij sprongen bij tijdens de drukke periode.
  • Jullie sprongen bij en deden wat jullie konden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijspringen with some of the pronouns.

  • Ik ben bijgesprongen toen ze me nodig hadden.
  • Jij bent bijgesprongen om te assisteren.
  • Hij/zij is bijgesprongen in moeilijke situaties.
  • Wij zijn bijgesprongen om het werk af te maken.
  • Jullie zijn bijgesprongen en hebben goed geholpen.