miniseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | miniseer | miniseerde | heb geminiseerd |
jij, je, u | miniseert | miniseerde | hebt geminiseerd |
hij, zij, het | miniseert | miniseerde | heeft geminiseerd |
wij | miniseren | miniseerden | hebben geminiseerd |
jullie | miniseren | miniseerden | hebben geminiseerd |
zij, ze | miniseren | miniseerden | hebben geminiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Miniseren with some of the pronouns.
- Ik minimaliseer de impact van klimaatverandering.
- Jij minimaliseert het belang van goede voeding.
- Hij/zij/het minimaliseert de risico's van roken.
- Wij minimaliseren het gebruik van plastic.
- Jullie minimaliseren de kosten van het project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Miniseren with some of the pronouns.
- Vroeger minimaliseerde ik altijd de impact van stress.
- Toen ik jong was, minimaliseerde ik de betekenis van gezond eten.
- In die tijd minimaliseerde hij/zij/het vaak de ernst van de situatie.
- Wij minimaliseerden de mogelijke consequenties van onze beslissing.
- Jullie minimaliseerden de inspanning die nodig was om succes te behalen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Miniseren with some of the pronouns.
- Ik heb de mogelijke schade geminimaliseerd.
- Jij hebt de gevolgen van je acties geminimaliseerd.
- Hij/zij/het heeft de verspilling van energie geminimaliseerd.
- Wij hebben de wachttijd verkort en daarmee geminimaliseerd.
- Jullie hebben de financiƫle risico's tot een minimum beperkt en zo geminimaliseerd.