losgespen

Conjugations List of Losgespen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgesp losgespte losheb losgegespt
jij, je, ugespt losgespte loshebt losgegespt
hij, zij, hetgespt losgespte losheeft losgegespt
wijgespen losgespten loshebben losgegespt
julliegespen losgespten loshebben losgegespt
zij, zegespen losgespten loshebben losgegespt

Presens
Beta

Example presens sentences for Losgespen with some of the pronouns.

  • Ik gesp mijn schoenen los voordat ik naar bed ga.
  • Jij gespt je riem los als je gaat zitten.
  • Hij/zij/het gespt de gesp van zijn/haar tas los.
  • Wij gespen onze helmen los na het fietsen.
  • Jullie gespen je skischoenen los aan het einde van de dag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Losgespen with some of the pronouns.

  • Ik spande mijn schoenen los toen ik de kamer binnenliep.
  • Jij spande je riem los terwijl je stond te wachten.
  • Hij/zij/het spande de gesp van zijn/haar tas los tijdens de pauze.
  • Wij spanden onze helmen los na de fietstocht.
  • Jullie spanden je skischoenen los na de afdaling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Losgespen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn schoenen losgespen toen ik thuiskwam.
  • Jij hebt je riem losgespen voordat je ging slapen.
  • Hij/zij/het heeft de gesp van zijn/haar tas losgespen tijdens de les.
  • Wij hebben onze helmen losgespen na het mountainbiken.
  • Jullie hebben je skischoenen losgespen na het skiën.