extenderen

Conjugations List of Extenderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikextendeerextendeerdeheb geëxtendeerd
jij, je, uextendeertextendeerdehebt geëxtendeerd
hij, zij, hetextendeertextendeerdeheeft geëxtendeerd
wijextenderenextendeerdenhebben geëxtendeerd
jullieextenderenextendeerdenhebben geëxtendeerd
zij, zeextenderenextendeerdenhebben geëxtendeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Extenderen with some of the pronouns.

  • Ik extendeer mijn abonnement op de sportschool.
  • Jij extendeert je vakantie met een week.
  • Hij/Zij/Het extendeert zijn/haar studietijd.
  • Wij extenderen onze openingstijden tijdens de feestdagen.
  • Jullie extenderen jullie contract met het bedrijf.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Extenderen with some of the pronouns.

  • Ik extendeerde mijn abonnement op de sportschool vorig jaar.
  • Jij extendeerde je vakantie met een week vorige zomer.
  • Hij/Zij/Het extendeerde zijn/haar studietijd enkele jaren geleden.
  • Wij extendeerden onze openingstijden tijdens de feestdagen vorig jaar.
  • Jullie extendeerden jullie contract met het bedrijf twee maanden geleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Extenderen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn abonnement op de sportschool verlengd.
  • Jij hebt je vakantie met een week verlengd.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar studietijd verlengd.
  • Wij hebben onze openingstijden tijdens de feestdagen verlengd.
  • Jullie hebben jullie contract met het bedrijf verlengd.