aftronen

Conjugations List of Aftronen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktroon aftroonde afheb afgetroond
jij, je, utroont aftroonde afhebt afgetroond
hij, zij, hettroont aftroonde afheeft afgetroond
wijtronen aftroonden afhebben afgetroond
jullietronen aftroonden afhebben afgetroond
zij, zetronen aftroonden afhebben afgetroond

Presens

Example presens sentences for Aftronen with some of the pronouns.

  • Ik troon af naar het strand.
  • Jij tront af op de fiets.
  • Hij/zij tront af met de trein.
  • Wij tronen af met de auto.
  • Zij tronen af naar het buitenland.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aftronen with some of the pronouns.

  • Ik troonde af naar het strand.
  • Jij troonde af op de fiets.
  • Hij/zij troonde af met de trein.
  • Wij troonden af met de auto.
  • Zij troonden af naar het buitenland.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aftronen with some of the pronouns.

  • Ik ben afgetroond naar het strand.
  • Jij bent afgetroond op de fiets.
  • Hij/zij is afgetroond met de trein.
  • Wij zijn afgetroond met de auto.
  • Zij zijn afgetroond naar het buitenland.